Ik ben zonet tot enkele filosofische inzichten gekomen. Ik zit er al lang mee in mijn hoofd, maar ik vermoed dat ik eindelijk het punt bereikt heb waarop ik ze kan verwoorden. Zoals dat wel vaker gebeurt met filosofische inzichten lijken ze veel te logisch, eens opgeschreven en herlezen denk je iets als 'dat wist ik al lang', maar dat neemt niet weg dat gedachten verwoorden vaak de beste manier is om ze te leren verdedigen.
Om te beginnen ga ik uit van een objectieve realiteit die zich gedraagt volgens de wetten van de fysica. Onafhankelijk van ons zijn er entiteiten met een massa die elkaar aantrekken. Er is temperatuur die invloed uitoefent op die objecten, zodat ze zich in verschillende toestanden kunnen bevinden, er zijn golfpatronen die zich in de objecten voortplanten met bepaalde snelheden, enzovoort.
Daarnaast is er de mens, een ongelooflijk complex wezen, ontwikkeld door natuurlijke selectie (waarvoor dank) dat midden in de realiteit leeft en daarmee moet interageren. De mens beschikt over verschillende apparaten die hem toegang verschaffen tot de wereld. Met die apparaten kan hij waarnemen. Uit het principe van natuurlijke selectie volgt dat we niet objectief waarnemen wat er is, maar enkel wat we moeten waarnemen teneinde te kunnen overleven. Als er vandaag een mens geboren wordt die de hele wereld in het roze ziet, letterlijk, en als die eigenschap op één of andere manier een voordeel biedt in de struggle for life en for reproduction, dan is het mogelijk dat wij over miljoenen jaren allemaal de wereld in het roze zien. Dat wil niet zeggen dat de wereld roze is, dat wil alleen zeggen dat die manier van kijken voor ons praktische waarde heeft.
Volgens mij bestaan dingen als kleuren en geluid niet 'objectief'. Kleuren bestaan omdat ons oog pigment bezit dat verschillende neuronen triggert bij verschillende frequenties van licht. Als we dat pigment nooit hadden gehad en alles in het zwart-wit zagen, dan hadden we misschien ook het fysische objectieve equivalent van kleuren ontdekt, maar we hadden dat nooit de naam 'kleur' gegeven of er dezelfde waarde aan gehecht. Het hele kleurenspectrum zou dan evenveel betekenis voor ons hebben als infrarood of ultraviolet licht. En omgedraaid, stel dat we over een biologisch apparaat beschikten dat infrarood licht kon zien, dan zou onze hele esthetische ervaring anders zijn. Het ministukje van het elektromagnetisch spectrum dat wij kunnen zien heeft niets met een absoluut zichtbare realiteit te maken. Neen, er zweeft veel meer dan wat wij zien door het heelal, maar om te overleven in onze omgeving hebben we geen nood om dat alles waar te nemen.
Hetzelfde geldt voor geluid. Ik moest denken aan de vraag: 'als er midden in het woud een boom omvalt, maar er is niets of niemand dichtbij genoeg om het te horen, maakt die boom dan geluid?'
Het antwoord van de wetenschap is uiteraard dat het vallen van die boom zorgt voor het ontstaan van een golfpatroon in de lucht dat in alle richtingen gestuurd wordt en langzaam uitdooft. Dat is de fysische basis van geluid. Maar is er geluid? Volgens mij niet. Een wereld zonder trommelvliezen, cochleas en daarop aangesloten hersenen is een stille wereld. Geluid is het resultaat van een vertaling van dat golfpatroon en als er niets is dat kan vertalen, dan is er ook geen geluid. Op zich lijkt dit niet meer dan wat mierenneukerij over een definitie te zijn. Maar ik vermoed dat het mogelijk is de fysische basis van geluid met een ander biologisch apparaat anders te vertalen en dus anders te ervaren. De natuur biedt daar ongetwijfeld enkele voorbeelden van.
Stel dat we geen oren hadden, maar dat er een haartje op het topje van onze neus stond dat enkel begint te trillen wanneer er een golf van een bepaalde frequentie tegen botst, bijvoorbeeld de frequentie die de grote bruine beer door te brullen bereikt. Het haartje is een schakelaar met twee standen: of het trilt, of het trilt niet. Dat wil zeggen dat we 'enkel' horen wanneer een grote bruine beer brult in onze omgeving. Dit is misschien wel een van de evolutionaire voorlopers van het oor. Mijn vraag is of het bewustzijn van dat 'geluid' iets gemeenschappelijk heeft met horen zoals wij dat doen, of is het een compleet andere ervaring. Hetzelfde probleem is natuurlijk het bewustzijn van de vleermuis die door echolocatie weet waar hij zich bevindt en waar de omringende muren zijn. Hij ziet als het ware door te horen.
Goede en slechte smaken en geuren zijn enkle goed of slecht voor ons. Wij vinden iets slecht ruiken omdat onze voorouders die dat ook deden een voordeel hadden tegenover anderen die dat niet deden. Die anderen aten een giftige plant die voor hen een normale geur had en stierven. Wij aten hem niet omdat hij stonk en wij stierven niet. Objectief heeft die plant geen goede of slechte geur, alleen een al dan niet voor de mens giftige chemische compositie.
Ik wil besluiten dat wij van nature een beetje bevooroordeeld zijn aangaande de wereld. Wij leven in de wereld zoals die hem aan ons voordoet, en dat is normaal. Elke aan evolutie onderhevige soort doet dat, maar wij mensen beschikken over de mogelijkheid inzicht te verkrijgen in onze eigen tekortkomingen en dat is mooi. Wij weten dat we door naar de wereld te kijken voortdurend aan het interpreteren zijn en we weten zelfs van vele verschijnselen de objectieve fysische achtergrond. Ik denk dat deze kennis ons toelaat onszelf wat te relativeren langs de ene kant, we zijn niet meer dan takje van de enorme boom der evolutie en dat takje staat op geen enkele manier hoger dan andere vandaag bestaande takjes, maar langs de andere kant ben ik wel blij dat ik tot dit takje behoor en niet tot dat van de zeester, want die kan echt NIETS.
donderdag 10 april 2008
Abonneren op:
Posts (Atom)