donderdag 30 augustus 2007

Afscheid

Afscheid is iets raars. Het vooruitzicht op afscheid zorgt voor allerlei gedragsveranderingen in jezelf en in je omgeving. Het is als het zwaard van Damocles dat aan een touw boven je hangt. Je weet dat het touw binnen enkele dagen zal breken, maar je weet ook dat je nog de tijd hebt om deze wereld nog eens goed van links en van rechts te bekijken vooraleer je een andere gaat opzoeken.

Humor is minder aanwezig en mensen zijn oprechter. Plots komt de filosoof in iedereen boven en kan iedereen een goed gesprek voeren. Zo'n vertrek haalt je even uit de oneindige sleur van vandaag, morgen en volgende week en doet je stilstaan bij volgend jaar, de toekomst, je leven.

Zo was het moment aangebroken waarop Jimmy vaarwel zei tegen de wereld waarin hij al 20 jaar thuis was. Het was een wereld waarvan de delen zich langzaam hadden samengevoegd, alsof het een sedimentatieproces was. Dat was het in feite ook. Iemand erodeerde uit Jimmy's vriendengroep, een ander bezonk erin. De delen van zijn kamer hadden zich op verschillende plaatsen van de wereld losgescheurd van hun natuurlijke habitat, om vervolgens samen deel te gaan uitmaken van Jimmy's wereld. Zelfs de straatlantaarns die hij dagelijks passeerden hadden een hele geschiedenis die voor een groot deel, maar niet volledig, met die van Jimmy samenliep.

Maar nu zouden de wegen van Jimmy, zijn vrienden, zijn kamer en de straatlantaarns scheiden. Hij zou in een wereld van andere straatlantaarns, met andere geschiedenissen terechtkomen. Het is een wereld waarin de straatlantaarns, de kamer en de vrienden eerder waren dan Jimmy. Het is een wereld die hij niet langzaam heeft gevormd, het is de wereld van anderen, waar hij ingesmeten wordt, als klein onderdeeltje van het geheel en niet als centrale punt waarrond de rest draait.

Een impulsief mens verkeert in een voortdurende toestand van naderend afscheid. Als er elke dag vanalles kan gebeuren ga je vaker stilstaan bij de objecten die vandaag toevallig deel uitmaken van je hoogst labiele wereld. De lucht is blauwer, de natuur mooier, de gesprekken interessanter en de liefde heviger. Er is geen tijd voor small talk. Vertel mij liever wat uw visie op het leven is, voor ik weg ben en het te laat is.

Of vertel het mij anders eens binnen zes maand, want dan ben ik al terug.

woensdag 29 augustus 2007

Verona

De avond viel. Gelukkig gebeurde dat rustig aan en stond niemand eronder. Verona was gehuld in het rode licht van de ondergaande zon.
Romeo en Natascha hadden een mooi beeld van dit alles. Ze lagen in het zachte gras van een nabijgelegen heuvel. Natascha vlijde zich in Romeo’s armen. De perfectie van dat moment had haar doen schreeuwen als ze het niet met iemand anders had moeten delen. De wetten van de sociale omgang stonden boven alles en dus ook boven haar om perfectie schreeuwend instinct.

“Wat een prachtige zonsondergang”, zei ze, “het is alsof die rode gloed de komst van de duisternis aankondigt. Alsof de zon ons nog één moment van opperste schoonheid wil geven voor ze weer even verdwijnt.”
Romeo moest zich duidelijk inhouden. “Mm”, reageerde hij.
“Volgens mij is de avondzon rood om het gebrek eraan op andere momenten te compenseren”, ging Natascha dan maar verder. “De wereld kent een overvloed aan blauw en groen, zwart en wit, maar rood, nochtans de kleur van de liefde, is nergens te vinden. De avond is dus door de natuur gemaakt als het moment van de liefde. Het korte moment van de eerste kus. Je hebt tijd tot het laatste streepje zon achter de horizon is verdwenen en dan kondigt zich de nacht van de passie aan.”
Ze had jarenlang nagedacht over deze theorie en had eindelijk het perfecte moment gevonden om hem de buitenwereld in te sturen. Ze sloot haar ogen en bewoog haar lippen in de richting van de man van wie ze zielsveel hield.
Op dat moment barstte Romeo los: “De zon gaat onder, verwijdert zich van ons, waardoor de golflengte van de zonnestralen vergroot en de frequentie dus verkleint. Licht met een lagere frequentie is roder. Alsof een bol kokende lava bewust rood licht gaat uitzenden om zijn vertrek aan te kondigen of om te compenseren voor andere kleuren. Dat moet ongeveer het debielste idee zijn dat ik ooit gehoord heb.”
De zeepbel van de perfectie waarin Natascha zich bevond begon langzaam te lekken. De realiteit druppelde binnen als plakkerige olie in een zeehond. Ze wilde iets zeggen, iets doen, maar kon het niet. Het duurde niet lang of de zeepbel explodeerde en Natascha werd overspoeld met liters pure, onaangelengde realiteit. Ze barstte in tranen uit. Vervolgens vermande ze zich, wat niet altijd gemakkelijk is voor een vrouw, en ze zei: “Ja, en liefde is volledig te herleiden tot vurende neuronen in de hersenen zeker en dus compleet repliceerbaar en voorspelbaar. Ik weiger dat te geloven en ik vraag me af hoe jij de betekenis van het woord ‘romantiek’ kan kennen met zo’n wereldbeeld.”
“Romantiek is niet iets dat in die zonsondergang zit. Alsof hij romantisch zou zijn als er niemand naar keek… ”
Natascha wist dat ze deze strijd niet kon winnen. Het argumentenleger van de wetenschap werd dagelijks aangevuld met nieuwe soldaten terwijl een romantische ziel als haar moest steunen op een legertje van kleurrijk gekleede, drinkenden en neukende rebellen, een ongelijke strijd.
Ze besloot het deze keer niet zomaar voorbij te laten gaan en gooide in één keer haar volledige romantische ziel naar buiten, een ziel die volgens Romeo niet bestond, maar hij onderging wel haar woordenstroom.
Ze vertelde over de kracht van de liefde. Hoe het de belangrijkste kracht is op de wereld, met kop en schouders voorsprong op de zwaartekracht. Het is de liefde die lippen naar elkander toetrekt. Het is de liefde die de afstand overbrugd en aangezien een over een afstand werkende kracht arbeid levert, is de liefde ook onze grootste arbeidskracht. Daar zouden ze beter eens een vakbond voor oprichten. Ze vertelde hoe de liefde van de bloem voor de zon ze ook naar boven stuwt, alsof ze gelooft in een moment van versmelting op het einde van onze oneindige tijdslijn.
Toen ze aan het hoofdstuk over liefde en magnetisme begon, werd Romeo het beu. Hij trok de stad in op zoek naar plezier, liefde of seks. Hij passeerde een balkon en zag bovenaan een meisje staan.
“Hey vreemdeling, ik ben Julia”, zei ze. “Zullen we samen naar de roodverschuiving van de zonnestralen kijken?” In nog geen tien seconden was hij boven en hij slaagde erin haar te kussen nog voor het laatste streepje zon achter de horizon verdween.