maandag 15 februari 2010

The Road (****)

De voorbije decennia zullen in de geschiedenisboeken terug te vinden zijn als een tijd waarin de mens langzaam bewust werd van zijn invloed op zijn eigen omgeving. De groene beweging is vanuit de obscure marginaliteit gegroeid tot een wereldwijde industrie. De effecten daarvan zijn ook in Hollywood duidelijk merkbaar. We krijgen er tegenwoordig elk half jaar een rampenfilm in gestampt, de volgende steeds iets spectaculairder dan de voorgaande. We hebben intussen niet enkel de WTC-torens, maar alle wereldmonumenten zien neerstorten en ontploffen. De environmentalists en de cgi-experts sloegen de handen in elkaar en ontwikkelden een enorm populair geworden genre.

Toch is het nieuwe er wat af. In de film 2012 verging echt alles wat kon vergaan, er valt nog weinig te overtreffen. Als gevolg zien we opnieuw de langzame groei van een ander genre, de post-apocalyptische film. Dit genre toont ons de wereld nadat de cgi-machine gepasseerd is: stil, donker, grijs, verlaten, statisch.

Eén film uit dit rijtje is de McCarthy-verfilming ‘The Road’ van John Hillcoat. We krijgen te zien hoe een vader (Een schitterende Viggo Mortensen) en zijn zoontje in leven trachten te blijven tussen de puinhopen van de beschaving. Met een minimum aan flashbacks wordt de voorgeschiedenis verteld. De wereld gaat langzaam ten onder, de oorzaak van de apocalyps wordt niet duidelijker dan wat gerommel uit de lucht, en dat hoeft ook niet, dat is niet waar het in deze film om draait. Het kind wordt geboren in deze langzaam degraderende wereld. De mensheid en al haar waarden en normen vergaan, de moeder weigert haar kind te laten opgroeien in zo’n wereld en geeft op. De vader blijft hopen en vertrekt met zijn zoon naar het zuiden.

Dit simpel verhaal wordt echter gebruikt om een hele hoop vragen op te roepen die voordien nooit tot in het uiterste werden doorgedacht. Wat gebeurt er met de moderne mens wanneer alle luxe verdwenen is? Is er nog plaats voor moraliteit en menselijkheid? En zo ja, hoe lang? Hoe groot moet de nood worden voor we in kannibalisme en ander dierlijk gedrag vervallen? Wat zijn al onze moraalfilosofische theorieën en universele verklaringen van de rechten van de mens nog waard in zo’n wereld? De belangrijkste vraag die gesteld wordt is echter, wat leer je je kind? Kan je het opvoeden tot een waardige mens, of moet je het leren hoe een beest te zijn, opdat het meer kans op overleven zou hebben in de post-apocalyptische boomloze jungle? Dit is het centrale dilemma waarmee het hoofdpersonage kampt. Langs de ene kant wil hij zijn zoon hard maken om hem voor te bereiden op een tijd zonder zijn bescherming, maar langs de andere kant is enkel het overleven nutteloos voor wie ooit liefde, vriendschap, schoonheid en muziek gekend heeft. Het moment waarop het duo een piano vindt, brengt de vader even terug naar die zorgeloze tijden, een zeer moeilijke scène die door Mortensen alweer perfect geloofwaardig vertolkt wordt.

Het geheel is een zeer ingetogen en enorm donker verhaal van het laatste beetje liefde dat moeizaam tracht te overleven. Het is een verhaal dat men ook in The Book of Eli probeert te vertellen, maar met desastreuze gevolgen. Misschien is een vechtende black Jesus iets minder effectief in het overbrengen van die boodschap dan een vader en zijn kind op de rand van de afgrond. Dat er in The Road amper naar God en religie wordt verwezen ondersteunt deze stelling. Als hij ooit bestaan heeft is hij er al lang van onder gemuisd. Ondanks alle miserie, plunderen, moorden, kannibalisme slaagt deze film er echter toch in – al is het maar een sprankeltje – hoop te geven.

Geen opmerkingen: